uilen.

Uilen hebben een rond, afgeplat gezicht met grote naar voren gerichte ogen die vast in de schedel staan. Om in diverse richtingen te kunnen kijken moet een uil dus steeds de kop draaien, wat ze dan ook zeer goed kunnen. De grote ogen maken het mogelijk ook in het donker goed te zien. Uilen hebben een haaksnavel en krachtige klauwen aan hun poten, die vaak dicht bevederd zijn. Aan de voorrand van de handpennen van de vleugel dragen uilen een donsachtige franje, wat de vleugel in vlucht bijzonder geruisloos maakt. Ze kunnen daardoor vrijwel onopgemerkt op zoek gaan naar prooidieren, zoals muizen, en deze bij verrassing pakken. Veel uilen slapen overdag en jagen 's nachts. Overdag wordt een slapende uil soms lastig gevallen door luid alarmerende kleinere vogels. Door hun nachtelijke leefwijze worden ze soms ook nachtroofvogels genoemd. Uilen nestelen in een holle boom, op de grond of in gebouwen. Vaak bouwen ze niet zelf een nest maar nemen dat over van een andere vogel zoals een ekster, die ze verjagen of doden.

 





uilen.Zoenen

Uilen hebben een bijzonder goed gehoor. Ze zijn in staat om bij complete duisternis hun prooi te vinden. In een experiment wisten ze in 13 van de 17 gevallen een muis te vangen die in een compleet donkere kamer was losgelaten.[2]

Bij een aantal geslachten van de uilen is er sprake van asymmetrie in de ooropeningen. De oren van uilen bestaan uit een ooropening, die bij sommige soorten bedekt is met een oordeksel (operculum). De oren moeten niet verward worden met de oorpluimen die uilen zoals de ransuil hebben: oorpluimen worden door veren gevormd, en zitten ook niet op de plaats waar de ooropeningen zitten. De oorpluimen geven de status aan: een volwassen, sterke, gezonde uil met een groot territorium bezit grote oorpluimen. Jonge, zwakke, zieke of oude exemplaren bezitten kleinere oorpluimen.

De asymmetrie van de oren bij uilen bestaat eruit dat de ooropeningen links en rechts niet op dezelfde hoogte zitten. Ook de vorm van de ooropening (in de huid, maar ook in de schedel) en van het oordeksel kan links en rechts verschillen. De functie van deze asymmetrie is een betere bepaling van de verticale richting waar geluiden vandaan komen. Het mechanisme werkt vergelijkbaar met de horizontale plaatsbepaling: geluiden uit een bepaalde richting komen iets eerder aan bij het ene oor. Uilen kunnen een verschil tot 30 microseconden in aankomsttijd tussen beide oren waarnemen (een microseconde is een miljoenste seconde).

Om de informatie te verwerken is het deel van de hersenen dat met horen in verband staat bij uilen veel groter dan bij andere vogels. Uilen vormen een plattegrond van de omgeving op basis van geluidsinformatie, zoals mensen dat doen met visuele informatie. Uilen hebben een gebied in de middenhersenen met ongeveer 10.000 neuronen dat net zo georganiseerd als de visuele cortex. De activiteit van de neuronen in dat gebied is geassocieerd met geluid uit een specifieke richting.

Dieren met verticaal symmetrisch geplaatste oren zijn soms ook zeer goed in staat zijn om de bron van een geluid te bepalen, ook verticaal. Ze gebruiken dan echter een volstrekt ander mechanisme voor verticale plaatsbepaling.

Maak jouw eigen website met JouwWeb